Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Hef uw ogen op, en zie, die daar van het [32]noorden komen! waar is de [33]kudde, die u [34]gegeven was, de schapen uwer [35]heerlijkheid? 32. Van Babel. 33. Dat is, het volk des Heeren. Zie vs.17. Dit schijnt tot den koning van Juda gesproken te zijn; zij zijn weggevoerd, wil hij zeggen. 34. Dat is, bevolen en vertrouwd om naar mijne wetten te regeren en te beschermen. 35. Of, sierlijkheid; dat is, waarmede gij versierd waart.